Ik ben wandelen met een kennis, voor haar een moedig uitstapje. Ze is namelijk obees en rookt twee pakjes per dag. Daar kan je van alles van vinden, maar als ik haar leven had gehad, rookte ik misschien wel vier pakjes per dag. In elk geval geeft haar tempo mij de gelegenheid heerlijk te foerageren – en het is een geweldig bramenjaar, dus mijn handen zijn paars van het sap. Ik vraag haar of ze ook wil. ‘Nee’, zegt ze stellig, ‘hier leven ook vossen en die bramen kunnen zomaar met vossenlintworm besmet zijn.’